Kyokushinkai karate

Kyokushinkai karate (ook wel Kyokushin karate of simpelweg Kyokushin) is, net als andere karatestijlen, een van oorsprong Japanse vechtkunst.

De betekenis van Kyokushinkai is:

  • Kyoku = het uiterste.
  • Shin = waarheid.
  • Kai = samenwerking.

Kyokushinkai staat bekend als de hardste karatevorm. Het is een volwaardige karatestijl waarin de onderdelen kihon, kumite, kata en tameshiwari, alle verplichte onderdelen bij examens zijn.

Kyokushin karate kenmerkt zich door gedisciplineerde en geestdriftige beoefening. De 'Fighting Spirit' wordt dan ook zeer hoog aangeschreven. Het gevecht zelf vormt het zwaartepunt van deze karatestijl.

Voor senioren worden wedstrijden gehouden zonder beschermers en vol contact is toegestaan. Binnen een strak kader van regels, waarop vijf scheidsrechters per wedstrijd toezien, is het geoorloofd de tegenstander buiten gevecht te slaan of schoppen. Verboden technieken zijn echter schoppen naar het kruis, en stoten naar hoofd, ruggengraat en hals.

Masutatsu Oyama

De uitvinder van kyokushin karate is Masutatsu Oyama. Mas Oyama werd op 23 juli 1923 in Zuid-Korea geboren in een klein dorpje vlakbij Gunsan.

In mei 1937 zag hij in een park een aantal studenten bezig met wat later bleek karateoefeningen. Hij werd hierdoor intens aangetrokken en dat leidde er toe dat hij door de studenten werd meegenomen naar de Takushoku-universiteit. Daar kwam hij in contact kwam met Funagoshi Gichin. Hij was meteen bevangen door de karatemeester uit Okinawa en het lukte hem om student van Funagoshi te worden in de Mijiro-Dojo. Hij trainde als geen ander en al gauw bleek dat Oyama grote vorderingen maakte. In 1940 werd hij bij Funagoshi Ni-Dan.

In juli 1941 werd hij als student aan de Takushoku-universiteit toegelaten. Nu kon hij tevens op deze universiteit onder Funagoshi trainen. Toen hij in 1943 de militaire dienstplicht moest vervullen was hij Yon-Dan.

Toen Oyama na de oorlog terugkeerde, kwam hij in contact met een aantal lieden die zich met de politiek bezig hielden. In die zelfde periode was Oyama in contact gekomen met de in Japan verblijvende Koreaanse meester in het Goju-Ryu karate: So-Nei-Chu. Deze verbleef in Koenji, Tokio.

Het was 1946 toen Oyama met een van zijn studenten, Yashiro, vertrok naar de ver verwijderde Minobu San in Chiba. Zijn bagage was wat voedsel, een katana, speren en een boek van Yoshikawa's heldendicht. Aan de voet van de berg bouwden ze vol verwachting een hut. Na zes maanden kon Yashiro het niet langer volhouden en verliet de locatie. Elke maand kwam een andere vriend van Oyama, Kayama, kort op bezoek om wat eenvoudig voedsel te brengen. Op een dag vertelde Kayama dat hij door plotseling veranderende persoonlijke omstandigheden niet langer kon komen. Hierdoor kon Oyama zijn 1000 dagen niet volbrengen. Hij keerde na 14 maanden terug naar de bewoonde wereld.

In 1947 won hij de eerste karatekampioenschappen van Japan. Het ging er hard aan toe. Niemand kon van hem winnen. Een aantal vechters gaven al op, nadat ze Oyama tegen anderen zagen vechten. In 1948 trad hij in het huwelijk met Fujimaki Chiyako. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren.

Oyama bleef de behoefte om zijn 1000 dagen training op een berg te volbrengen, houden. Bovendien was hij niet tevreden over de wijze waarop de karateka in die tijd vochten. Hij besloot nogmaals naar de natuur terug te keren. Hij was vastbesloten zijn verdere leven aan karate te wijden.

In 1948 verliet hij de beschaafde wereld en vertrok hij opnieuw naar de "wildernis". Ditmaal ging hij naar de berg Kiyozumi-San, Chiba, op een plaats vlak bij een tempel. Deze plaats had hij gekozen omdat de omgeving hem sterk inspireerde. Vanaf deze berg zag hij de Grote Oceaan. Hij trainde daar 6 uur per dag. De rest van de tijd moest hij voor voedsel zorgen en mediteerde hij. Ook nu had hij een vriend die hem eens in de acht weken kort bezocht. Soms kon zijn vriend Oyama niet vinden, dan vertrok hij maar weer.
Hij trainde daar bijna onafgebroken en mediteerde elke dag. Voor een groot deel leefde hij van wat de natuur hem gaf.

Door alle elementen die hij in de loop der jaren had geleerd te verweven met de moderne en traditionele systemen, ontwikkelde hij zijn eigen karatesysteem. Hij maakte er een bijzonder sterk, functioneel en effectieve stijl van.

De vele tegenslagen, de momenten van heimwee en vertwijfeling kon hij door volharding de baas blijven. Hij overwon zijn isolement. Nu kreeg hij volledig controle over geest en lichaam en later bleek dat hier het Kyokushinkai karate werd geboren...

Na 18 maanden keerde hij definitief terug naar de beschaafde wereld. Hij heeft daarna naam gemaakt door ongelooflijke demonstraties van zijn kunnen. Hij was onder andere een meester in Tameshiwari (breektechnieken).

Ook op zijn rondreis door Amerika in de 50-er jaren versloeg hij iedereen die hem durfde uit te dagen. Hij had vaak maar één welgeplaatste stoot nodig om zijn tegenstanders uit te schakelen. Ontzagwekkend was zijn snelheid, timing en kracht. Hij werd over de wereld bekend als The Godhand. In 1953 richtte hij de Kyokushinkai-Kan op.